Na het sfeervolle Porto Kayio komt de praktische kant weer boven - het wordt heet en we moeten weer gaan wassen. Dat kan in Gythion, aan de noordkant van de golf waar we nu zijn. Het is een prachtig rustig tochtje en de kinderen zeilen de boot terwijl de schipper een dutje doet.
De haven heeft water en stroom en dus kunnen we wassen. Maar we zijn ook best moe van al die hete dagen en broeierige nachten en dus nemen we een hotel - het zou nu hoogseizoen moeten zijn, maar hotel Pantheon, het gele gebouw aan de overzijde, is minder dan half vol.
Na drie koele nachten in hotel-met-airconditioning en naar schatting 20 keer onder de douche per persoon, zijn we helemaal opgefrist, afgekoeld, wel-doorvoed en uitgerust om verder te gaan.
We tanken voor vertrek nog diesel bij een vrachtauto op de kade. Gisteren zag de beste man staan met zijn kleine tank-auto, maar toen was zijn tank helemaal leeg. Hij voorziet de vissers van diesel, en af en toe ook passanten.
Met gebaren taal en een papier en pen spreken we af dat hij morgen om 10 uur bij onze boot zal komen.
Om 9 uur rijdt hij al over de kade, zwaait naar mij, maakt een gebaar van ik moet daar eerst heen, maar kom dan bij jou.
Hij blijkt een groot motor-plezier jacht te gaan bunkeren. Dat neemt veel tijd - pas vlak voor 10 uur is hij klaar en komt dan naar mij. Hij is vergezeld door zijn dochter van zestien jaar die vrij goed Engels spreekt. Het telwerk van zijn pomp staat dan op 1951 liter (!) van zijn laatste klant - die half-planerende motorschepen nemen behoorlijk wat brandstof kun je hieruit concluderen.
Ik heb nog ruimte voor ongeveer 100 liter in de tank, maar hij heeft nog maar 49 liter diesel. Dat is voor ons geen probleem, daar kunnen we 12 uur mee motoren. Als ik hun dat vertel krijgen ze ogen op steeltjes - varen jullie zo zuinig? Tja, van de zeiljachten zal hij niet rijk worden, dan zijn snelle motorschepen betere klanten. Ze willen later nog wel terug komen voor nog meer diesel leverantie, maar wij willen graag weg.
De twee schepen die eerder aan bakboord van ons aan de kade lagen zijn weg, en de snelle mega-rubberboot aan stuurboord is ook al een dag weg - het zou dus een fluitje van een cent moeten zijn om weg te varen, zou je denken. Maar dat blijkt een lelijke misrekening.
Los komen van de kade en naar ons anker varen is eenvoudig - maar als we ons anker ophalen komt er een vreemde ketting mee. Waar komt die vandaan? Het blijkt van een jacht dertig meter verderop aan de kade dat twee ankers uit heeft, diagonaal de haven in, in plaats van de gebruikelijke haaks-op-de-kade. Dit schip ligt er zo te zien al de hele winter, dus is wel begrijpelijk dat ze goed zijn verankerd.
Maar nu nog los komen. Een voordeel - als je aan de anker ketting van een ander hangt hoef je niet bang te zijn dat je afdrijft - we kunnen dus de situatie rustig bekijken. We hebben deze keer geen neuring-lijn met ankerboei - dat is niet gebruikelijk bij MED-mooringen, omdat anders al die ankerboeien-met-touwen gevaar voor de schroeven van schepen kunnen opleveren. Nu is dat een groot gemis, want daardoor kun je het anker alleen naar boven trekken aan de ketting en dan grijpt hij alles wat hij tegenkomt - waaronder dit anker van een rood-geverfde ketting.
Met wat boegschroef-manoeuvreren komen we midden tussen het schip waar dit anker van is, en zijn anker, en hier hebben we genoeg ruimte om ons eigen anker helemaal in te halen - maar nu ligt de rode ketting nog steeds over ons anker. We proberen eerst met een pikhaak de ketting eraf te trekken - maar daar is de ketting te zwaar voor - de pikhaak moeten we laten gaan. Sjouke Lute spring snel in onze rubberboot die we aan bakboord meeslepen, en redt onze pikhaak - handig dat die dingen blijven drijven.
Dan slaan we een landvast om de rode ketting en trekken vanaf de preekstoel voor op ons schip de ketting recht naar boven - met een uiterste krachtsinspanning lukt het de ketting genoeg los te krijgen van ons anker dat hij in het water valt - snel laten we een uiteinde van de landvast los - en is het touw ook los van de ketting.
Oef - dat is goed afgelopen. Na ons angstige anker-avontuur bij Ithaca hebben we het deze keer zelf opgelost in nog geen kwartier tijd - we maken vorderingen. De volgende keer gaan we eerst helemaal recht boven ons anker varen en pas dan ophijsen - dan heb je de minste kans dat je bij het ophalen verstrikt raakt in een andere ketting.
Dan gaan we zeilen - hoog aan de wind richting de kaap aan het einde van de derde-vinger van de Peloponnesos. Ik zie u bedenkelijk kijken - derde vinger? Ja hoor, kijk maar eens op de kaart - de zuidkant van de Peloponnesos lijkt op drie vingers - alsof het een handafdruk van Yoda is. De derde vinger heeft Kaap Maléas, als zuidpunt.
Gisteren was er nog een flinke Meltemi in dit gebied - windkracht 6 tot 7 uit het noordoosten. De Meltemi heeft deze keer drie dagen lang onafgebroken gewaaid. Onder die omstandigheden is de Aegean Sea alleen voor ervaren zeilers te doen - ga met halve wind naar een haven aan de zuidkant op een van de vele eilanden. Lig je in een haven aan de noordkant van een eiland als de Meltemi opzet, dan kom je niet meer weg voor de Meltemi uitgeraasd is.
Kaap Maléas geldt als de scheiding tussen de Ionische zee (naar het westen) en de Aegean Sea in het oosten. Ik schrijf hier Aegean, omdat de Nederlandse vertaling, Egeïsche zee, naar mijn smaak niet om aan te zien is. Vroeger heb ik op school al die zee-namen moeten leren: de Adriatische zee, de Tyrreense zee, de Ionische zee, de Egeïsche zee (in die spelling!), de Ligurische zee; allemaal delen van de Middellandse zee. Ik kon ze maar niet uit elkaar houden, want die namen zeiden me niets, en een beeld had ik er niet bij. Dat is nu wel anders, daarom zet ik het even voor u op een rij
De Ligurische zee (nabij Genua) is diep-blauw en vaak windstil. De Alpen houden de meeste wind tegen. Perfect voor zwemmers en speedboot-fanaten.
De Tyrreense zee (tussen Sardinië en het vaste land van Italië) is helder met mooi weer, maar asgrauw of zelfs pik-zwart als het regent met windkracht zes - maar heeft wel prachtige vulkaan eilanden. Het is hier 4 kilometer diep, behalve daar waar de vulkanen boven water uitkomen. Dit is het territorium van de Stromboli de Etna en de Vesuvius.
De Adriatische zee is de lange baai tussen het vaste land van Italië en Slovenië / Kroatië / Albanië - deze baai eindigt bij Venetië - de stad die eeuwen lang de handel in de oostelijke Middellandse zee domineerde, zoals Genua dat deed in het westelijke deel. Op de Adriatische zee hebben we nog niet gevaren, maar ik heb begrepen dat het er vaak hollen of stilstaan is - geen wind, tot de Bora opsteekt - een harde wind vanaf de bergen. Dat de Venetiaanse schepen galeien waren met heel veel roeispanen is dus geen toeval. De Adriatische zee is ondiep - op veel plekken minder dan 50 meter, en warmt in de zomer daarom snel op.
De Ionische zee is het water tussen Sicilië de en Griekse westkust en heeft vaak noordenwind afkomstig uit de Adriatische zee. Er zijn veel mooie eilanden in de Ionische zee: Corfu, Zakínthos, Levkas, Kefalonia, Ithaca en nog veel meer kleinere. De eilanden zijn zeer groen - net zo weelderig begroeid als Corsica.
En de Aegean Sea, tussen Griekenland en Turkije heeft weer een heel ander karakter - deze zee is net zo open als de Tyrreense Zee, maar bezaaid met eilanden: Santorini, Naxos, Rhodos, Kos, Mykonos, Lesbos, Hydra en nog een gros andere eilanden - hier kun je naar hartelust aan Island-Hopping doen, ware het niet dat het hier vaak hard waait. Wie voor een weekje een zeiljacht wil huren in Griekenland moet hier niet gaan varen - grote kans dat je niet weer op tijd in de vertrek haven bent, of dat je maar weinig hebt kunnen varen door de vermaledijde Meltemi. Maar heb je een paar maanden en kun je jezelf onder alle omstandigheden redden, dan is dit een droombestemming.
Net voor we aankomen bij Kaap Maléas, varen we langs het eiland Elafonissos, een kaal en toeristisch weinig interessante bestemming, maar voor zeilers heeft het de belangrijke attractie dat je hier beschutting kunt vinden als er harde wind uit noordelijke richtingen op de Aegean Sea staat. Veel zeilers die naar Kreta, Santorini, Kos, Rhodos of Cyprus willen, wachten hier tot er een goed weerwindow begint.
Op de zuidwest kust van Elafonissos ligt roestbruin schroot - de resten van een schip dat hier ooit verging.
Vandaag is onze eerste kennismaking met de Aegean Sea. Na de dagenlange beschutting van de Peloponnesos merken we voor het eerst sinds Methoni dat er weer deining op zee is - uit het noordoosten, uiteraard, een overblijfsel van de wind van de afgelopen drie dagen.
Terwijl we naar het oosten varen, met aan de noordkant Elafonissos en ten zuiden het eiland Kethira, merken we dat de grote schepen deze straat ook gebruiken - het is de kortste route van Athene of Istanbul naar Gibraltar - we zien olietankers en containerschepen.
Kaap Maléas is een woeste en zeer steile rots. Op de uiterste punt is een gebouw - een kerkje of een woonhuis? Het is niet precies te zien. Het is wel een raadsel hoe ze dat hier gebouwd hebben - een weg erheen s er niet, zelfs voor een voetpad lijkt het hier veel te steil.
Nabij Kaap Maléas voelen we de deining komen - lange golven van 1.5 meter hoog en een periode van 10 seconden. Omdat het verder bijna windstil is deert het ons niet, maar als het hier spookt zou ik niet vlak langs de kaap varen.
Dan zien we meeuwen wild worden - een grote groep cirkelt boven onrustig water. We zien hier springende tonijnen, ze jagen op vissen die naar boven proberen te ontsnappen en dan een prooi worden van meeuwen.
Tussen de zuid oost kant van Elafonissos en de oost kant van Kaap Maléas is de wind ongeveer 120 graden van richting veranderd, van zuid west naar oost. De wind volgt hier de vorm van de bergen, en de trechter tussen Kaap Maléas en het forse eiland Kethira versterkt dat effect nog eens met een venturi werking.
Ht toeval wil dat de wind net even gaat liggen als we bij Kaap Maléas zijn, zodat we alle moois in rust kunnen bekijken. We halen de zeilen in.
Dan moeten we de laatste 16 mijl nog naar Monemvasia, waar we willen overnachten.
Omdat het al laat is, gaat de motor aan en in mars-vaart naar het noorden.
Een half uur na zonsondergang, in de invallende schemering, bereiken we de haven van Monemvasia, maar deze blijkt helemaal vol - we kunnen nergens aanmeren. We proberen nog langszij naast een Frans schip, maar daar is niemand aan boord om een lijn aan te nemen. Aan de buitenkant van de haven is ook nog een plekje, maar daar is het te ondiep, op een gegeven moment hebben we minder dan 10 centimeter speling onder de kiel en moeten we volle kracht achteruit.
Wat nu - de deining aan deze kant van de rots van Monemvasia is oncomfortabel, dan liggen we beter aan de noordkant - hemelsbreed 400 meter verderop - maar we moeten twee mijl varen om er te komen, rond de grote rots van Monemvasia (zeg maar de Rots van Gibraltar van Griekenland).
Als we aan de andere kant komen is het echt donker en zoeken we een ankerplek. Er is hier een kade die voor veerboten is, waar al een aantal schepen heeft aangemeerd met hek naar de kade en met een boeg-anker uit.
Dan komt Sjouke Lute op het briljante idee op het eind van deze kade langszij aan te meren - er is ruimte genoeg - het is nu aardenacht, er zal normaal gesproken niemand meer bij komen, en morgen gaan we toch weer door voor eer andere schepen komen.
Zo gezegd zo gedaan - we kunnen onze rubberboot achter ons schip laten - dat scheelt ons werk - en drijven dan met halve wind naar de kade die aan lagerwal ligt - onze stootwillen liggen goed en doen hun werk.
Er is wel een complicerende factor - er zijn maar twee goede bolders, en die liggen ver uit elkaar, het is immers een veerboot-kade. Maar met een paar lange lijnen lukt het om voor en achtertouw uit te brengen en twee springen - en dan liggen we perfect. We liggen zelfs veel rustiger dan de miljoenen-jachten naast ons - zeer grote en luxe motor schepen. Hoe dat kan - wel de deining komt uit het noorden - en die krijgen wij van voren omdat we langs de kade liggen, en de andere schepen liggen dwars op de kade en rollen onophoudelijk op de deining.
Slimme jongen, die Sjouke Lute - dit was de perfecte plek.
Marttje maakt nog een snel diner - macaroni met eier-saus - een paar douches op het achterdek - en de landwind blaast een lekkere milde bries door het schip. Heerlijk slapen!
Reactie plaatsen
Reacties